Geplaatst op 10 juni 2023

Bedrijventerreinen, iedereen kent ze wel. Anonieme terreinen met grote, gesloten gebouwen. Maar ook terreinen met een enorme duurzame en circulaire potentie. Cees-Jan Pen, lector van het lectoraat De ondernemende regio aan de Fontys Hogeschool, richt zich op de ontwikkeling naar meer circulaire bedrijventerreinen.

Bedrijventerreinen in Nederland blijven volgens Pen, onverklaarbaar genoeg, een ondergeschoven kindje. Terwijl Nederland toch ongeveer 3500 bedrijventerreinen kent met een totale oppervlakte van ongeveer 100.000 hectare, waar zeker 30 procent van de bedrijven ruimte hebben om te ondernemen en innoveren. De bedrijfsvestigingen op deze bedrijventerreinen zorgen voor 30 procent van het aantal banen voor alle opleidingsniveaus. Pen: “In de Nederlandse afspraken te voldoen aan het klimaatakkoord van Parijs is er bijvoorbeeld niets over terug te lezen, wat de plannen met deze terreinen zijn en hoe we ze gereed kunnen maken voor de toekomst. Extra pijnlijk als je kijkt hoe groot de duurzame potentie van deze terreinen is.”

Cees-Jan Pen is al bijna dertig jaar met dit onderwerp bezig. In 1996 studeerde hij af op oude bedrijventerreinen in Brabant en Limburg. In 2002 promoveerde hij op de locatiekeuzes van bedrijven. Hij schreef nota’s, een handboek, verschillende onderzoeken over dit onderwerp en steekt zijn liefde voor deze gebieden niet onder stoelen of banken. Als extern commissielid schrijft hij mee aan het advies van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur over verduurzaming van bedrijventerreinen, dat dit najaar uitkomt.

Vakidioten
“Bedrijventerreinen roepen nou niet bepaald een gevoel op van geluk, alleen voor vakidioten zoals ik,” grapt Pen. “Laat staan dat er oog is voor de kwaliteit en gezondheid van de leef- en vooral werkomgeving. Het lijken vooral gebieden waar het draait om enkel en alleen een klassieke kijk op welvaart met nadruk op economische groei, denken in hectares, m2 en bereikbaarheid en focus op functionaliteit.” Maar dat is aan het kenteren. Vergroening van bedrijventerreinen staat op de agenda net als bestaande terreinen gewoon beter benutten. Recent toonde het Planbureau voor de Leefomgeving aan dat bedrijventerreinen van cruciaal belang zijn voor het ruimtelijke faciliteren van de circulaire transitie. “Als we eindelijk meer circulair gaan werken en ondernemen is er letterlijk en figuurlijk meer (milieu) ruimte nodig voor bedrijven. Bedrijventerreinen vormen de ruimtelijke draaischijf in de circulaire transitie.”

“Het gaat een beetje in golfbewegingen,” licht Pen toe. “Rond 2000 had het wel even heel veel aandacht. Toen had je de commissies Noordanus en Jorritsma, die met een advies kwamen over de herstructurering van bedrijventerreinen. Ook toen vond men die terreinen allemaal heel lelijk en was er veel ophef over de ‘verdozing’. Toen zijn er allerlei programma’s geweest en daarna dachten ze het dossier wel te kunnen sluiten. Met het opdoeken van het ministerie van VROM werd dit onderwerp gedecentraliseerd naar gemeentes en provincies en dachten ze in Den Haag: dan komt alles goed. Maar het is helemaal niet af. Het is eigenlijk niet uit te leggen waarom ruimte voor werken zo wordt vergeten, zeker als je alle ophef over verdozing volgt.” 

Pen ziet dat er nu langzaamaan ook weer een nieuwe golf van aandacht komt voor die bedrijventerreinen. “Minister De Jonge is ruimtelijke ordening ook weer aan het aanjagen. En doordat steeds duidelijker wordt hoe groot de duurzame potentie van die gebieden is, komt ruimte voor werken toch ook weer op de agenda. Er komen steeds meer studies hoe groot de duurzame potentie wel niet is. Ze willen de daken van die bedrijven graag vol leggen met zonnepanelen, maar dan moet de netcapaciteit ook voldoende zijn, daar ligt een vraagstuk. De organisatiegraad en professionaliteit van het management van de gebieden moet omhoog. En er wordt nu regionaal ook steeds meer gekeken naar plekken waar ruimte is om de circulaire transitie te faciliteren. Dat zijn terreinen waar grondstoffen, reststromen en afvalverwerking vaak samenkomen, worden hergebruikt en waar waarde wordt toegevoegd.”

Ruimte voor werken
Vanuit het landelijk programma Mooi Nederland is er aandacht voor, er is een eerste ‘ruimte voor werken’-brief op hoofdlijnen gemaakt door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Daarin kijken ze hoe die gebieden zich beter kunnen organiseren en hoe de innovatie en duurzame potentie in die gebieden kan worden benut. “Er is ook gewoon geld nodig om het oude op te ruimen, vaak extensief gebruikte kavels te benutten en leegstand aan te pakken. Wat je ook ziet is dat de elektriciteitsbehoefte op die terreinen vaak 60 procent is van de totale behoefte in die regio. Mensen beginnen nu wakker te worden en denken na of we dat niet anders kunnen organiseren. Kunnen die bedrijven niet aan elkaar leveren bijvoorbeeld, of kunnen die bedrijven niet een soort energie-coöperatie worden voor de omgeving? Bedrijventerreinen zouden de omliggende woonwijken ook kunnen voorzien van elektriciteit. Je hebt vooral mensen nodig die dat gaan doen. De bedrijven zelf hebben daar vaak geen tijd voor. En je hebt experimenten nodig. De huidige regelgeving, die nog gebaseerd is op de lineaire economie, staat dit soort ideeën namelijk vaak nog in de weg. Ik hoop op een soort experimenten-wet op dit gebied en veel meer aandacht van de nieuwe provinciale coalities, want anders krijgen je zaken niet van de grond.”

Hoe ziet het ideale circulaire bedrijventerrein eruit? Om te beginnen bij een nieuw terrein. Pen: “Ik zou graag zien dat de grondstoffen, de reststromen, de restwarmte en het water van die bedrijven leidend is voor welke bedrijven zich daar gaan vestigen. Dat de bedrijven die er nieuw komen, dat weer gaan gebruiken. Bijvoorbeeld de mineralen en reststromen uit elektronica weer hergebruiken. En niet allemaal dezelfde soort bedrijven op één terrein, wat je nu vaak ziet. Allemaal metaalbedrijven op één plek bijvoorbeeld.” Dat vraagt nog wat organisatiekracht om voor elkaar te krijgen. Pen stelt daarom ook voor dat er een sales-kantoor komt op het terrein om die kar te trekken. Ook zou je volgens hem eisen kunnen stellen dat zo’n terrein energieleverancier wordt voor een deel van de omgeving.  

Bestaande terreinen circulair maken is wel lastiger, erkent Pen. “Je kan niet zomaar bedrijven uitplaatsen, daar moet je niet aan beginnen. Maar je kan wel de echte oude panden opruimen, de kavels opnieuw uitgeven en zo langzaam ook naar zo’n divers terrein toe werken. En die terreinen moeten gewoon veel beter georganiseerd zijn, zoals een constructie met een vereniging van eigenaren. Het is nu vaak niet georganiseerd, ieder voor zich. Ook daar zouden dan harde eisen voor moeten komen.” Ook vraagt Pen zich af of je de gebouwen op die terreinen niet wat vaker onder de grond of iets hoger kunt bouwen. “Het is nu toch best wel vaak één- of tweelaags. De ruimte kan zo veel efficiënter benut worden. Natuurlijk is hoogbouw iets opvallender, maar een goede landschapsarchitect zou dat kunnen oplossen.”

Sturen op reststromen
Een mooi voorbeeld van een circulair bedrijventerrein in Nederland is Industriepark Kleefse Waard, vertelt Pen. “Je hebt daar één eigenaar en die stuurt op reststromen. Het vraagt om een andere mindset. Je moet het gebied meer als een onderneming gaan zien, waarvoor één partij dan verantwoordelijk is. Dan kun je makkelijker sturen. Je ziet ook terreinen met een georganiseerde groep ondernemers en een fonds, die allemaal collectieve maatregelen nemen. Dan moet je denken aan zonnepanelen, schoon vervoer, vergroening van het terrein. Waardepolder rondom Schiphol is daar een mooi voorbeeld van. Dat is een bestaand gebied, wat zichzelf steeds weer opnieuw uitvindt.” Ook wijst Pen graag op Bedrijventerrein Ecomunitypark in Oosterwolde als inspirerend voorbeeld.

“Op veel plekken in Nederland zijn de bedrijventerreinen een stuk kleiner, daar heb je dan die programma’s van het rijk en lagere overheden voor nodig. De gemeente is volgens Pen te lang passief geweest op dit vlak. Terwijl ze wel vaak de grootste eigenaar is van zo’n terrein. Openbare ruimte is van de gemeente.” Op dat gebied blijft een bedrijventerrein toch ‘het stiefkindje van de ruimtelijk ordening’ volgens Pen. “Het is niet het thema wat politiek lekker scoort. Het is aan het veranderen, maar veel prioriteit krijgt het nog niet. Terwijl de belangen er wel zijn, als je kijkt naar de duurzame en circulaire potentie, de banen, de maakindustrie, het ambachtelijk werk.”

Een makkelijke slag die je zou kunnen slaan om een terrein toekomstbestendiger te maken, is het toevoegen van groen en blauw (waterbuffers). Zo’n bedrijventerrein wordt ook wel eens genoemd als oplossing voor de woningnood. Pen ziet dat deels als oplossing. “Een woonboulevard en zeker ook kantoorlocaties zou je prima deels kunnen ombouwen naar woningen. Dan heb je het wel over lagere categorie terreinen, met grootschalige winkels en kantoren. Echte industriegebieden liggen vaak interessanter voor wonen. Aan het water vaak, wat binnenstedelijker, maar daar moet je eigenlijk niet willen mengen. Het water is namelijk weer cruciaal voor transport in een meer circulaire economie. Met name wonen botst met de brede ambities om er een circulair terrein van te maken. Een bedrijf dat allemaal producten gaat recyclen, dat maakt lawaai, slaat iets op, daar wil je eigenlijk niet in de buurt wonen. Maar die boodschap valt lokaal nog niet zo lekker.”

Circulaire wildgroei
“Je ziet wel – in positieve zin – veel circulaire wildgroei. Er gebeurt ongelofelijk veel. Met een professionele organisatie in die gebieden zou je nog meer kunnen versnellen en impact kunnen maken. Die duurzame potentie is gewoon echt groot. De bedrijven móeten trouwens sowieso een slag gaan slaan met duurzame wetgeving uit Brussel die eraan komt. Als je het goed en veel meer als terrein organiseert, kun je eraan voldoen. Iedereen kent natuurlijk de High Tech Campus in Eindhoven. Dat is mede een succes geworden, omdat Philips daar grooteigenaar was, waardoor dat kon. Dat helpt dus wel bij die transitie één eigenaar, of één of twee grote bedrijven, die beeldbepalend zijn. Maar goed, waarom zou een gemeente dat ook niet kunnen zijn? Die het terrein in eigen beheer houdt of andere constructies bedenkt en daarop stuurt. In feite zijn havenbedrijven ook zo georganiseerd, die lopen vaak ook vooruit op dit gebied. Onze kanalen en waterwegen worden straks misschien wel de circulaire wegen van de toekomst. Daar ga je die materialen langs vervoeren.”

De ‘verdozing’ op die terreinen is volgens Pen ook gewoon het gevolg van ons consumentengedrag. “We bestellen met elkaar steeds meer online, dit moet snel en liefst gratis. Maar je kan natuurlijk wel veel hoogwaardiger en duurzamer omgaan met die grote hallen, met oog voor het landschap. Zet ze dieper in de grond, zet er een dijk omheen met wat bomen en gebruik design en ontwerpkracht. Je kan nog wel kritisch zijn of we ruimte moeten bieden aan logistieke bedrijven, die deel Europa moeten bedienen, of gewoon alleen focussen op Nederland. Die ruimte voor logistiek is er niet. Dat thema heeft wel aandacht.” Bij de circulaire economie wil je ook meer regionaal gaan organiseren en samenwerken. Dat is voor dit onderwerp nog wel een spannende volgens Pen. “Gemeentes moeten elkaar iets gaan gunnen dan.”